Tot het gewenste moment (de havenmeester veranderde
inderdaad niks aan de ontstane status quo) mogen we blijven liggen in Pont du
Bout, “onze” haven in Martinique. Omdat we schatten dat het zo’n 24 uur varen
is naar Grenada, willen we ’s ochtends in alle vroegte uitvaren. Dan komen we
ook in de ochtend aan en hebben we nog een hele dag voordat de moeder (Anke),
broer (Geert) en schoonzus (Francoise) van Hélène komt.
Dat lukt natuurlijk voor geen meter. Allereerst willen we
het verslag van de overtocht (die al lang klaar is, maar nog niet op het
internet kan worden gezet) nog graag op het internet zetten en het internetcafé
lijkt haar technische problemen nu juist nét die ochtend op te lossen. Dus
wachten we nog even, waarna we inderdaad het web op kunnen. Dan nog iedereen
een mailtje versturen vanaf de boot. En om een uur of drie pas varen we naar
Fort de France (hoofdstad Martinique) om uit te klaren.
Omdat we al aan de late kant zijn, gaan we niet voor anker,
maar leggen we aan bij een nog niet in gebruik zijnde ferrysteiger. Guido
klaart uit, ziet de Mc Donalds en besluit nog wat van het heerlijke, zompige
voedsel mee te nemen. Ondertussen vallen we natuurlijk lekker op daar alleen
aan die steiger en al snel zitten drie mensen in een douanebootje moeilijk te
doen bij Hélène. Ze willen alle papieren zien en het schip doorzoeken. Hélène
slaagt er met haar beste Frans niet in om ze duidelijk te maken dat die
papieren nu juist bij Guido zijn, dat Guido bij hun collega’s zit en dat we
niet aankomen op Martinique, maar juist op het punt staan te vertrekken.
Enige tijd later arriveert Guido met de bekende bruine
zakken met de rode M. Terwijl Storm en Dide zich storten op de kipnuggets,
bestuderen de heren alle papieren. Het wordt ze langzaam maar zeker duidelijk
dat we al vier weken in Martinique zijn, dat we reeds uitgeklaard zijn en dat
we op het punt staan om te vertrekken (en daarmee direct eigenlijk al een
oninteressante partij voor ze zijn). Maar nieuwsgierigheid drijft met name de
chef van de drie douaniers verder. Hij bestudeert in de papieren met name de
prijs van de boot, vraagt ons wat voor beroep we hebben en stelt uit
nieuwsgierigheid meer van dat soort irrelevante privé-vragen. Vervolgens willen
ze de boot zien, waarbij de chef met name aandacht heeft voor de motor, de
navigatieapparatuur en de afwerking van het schip. Het kastje met de 120
flessen wijn wordt domweg overgeslagen. Aan het eind van hun zoektocht is de
conclusie duidelijk: “nice boat”. Dank je, maar wel weer twee uur verder.
Uiteindelijk varen we rond 18.00 uur uit Martinique weg.
Gelukkig gaan we redelijk snel en halen we volgens de berekeningen Grenada nét voor
zonsondergang de volgende dag. Alleen, als we de gids van het gebied
bestuderen, zien we dat de douane doordeweeks tot 15.45 uur aanwezig is. Buiten
de reguliere openingstijden is het én lastiger én aanzienlijk kostbaarder om in
te klaren. Het is inmiddels vrijdagochtend en de verwachte aankomsttijd is
vrijdag aan het eind van de middag. We besluiten af te buigen naar Carriacou,
een eilandje dichterbij wat hoort bij Grenada en waar we ook kunnen inklaren.
Een korte uitleg over het in- en uitklaren in dit gebied. Er
zijn eigenlijk twee “landen”: Saint Vincent & the Grenadines en Grenada,
Carriacou & Petit Martinique. Iedere keer als je van eiland wisselt, moet
je dus nadenken in welk land je je bevind. Aan de hand daarvan klaar je in het
te verlaten eiland uit en in het eiland waar je aankomt in.
Het in- en
uitklaren gaat in dit gebied gepaard met het invullen van veel formulieren bij
doorgaans uiterst ongeïnteresseerde en zeer langzaam werkende beambten. Je moet
je vervoegen tot zowel immigration als customs, twee aparte desks die zich vaak
ook in aparte gebouwen bevinden. Bij ieder van hen moet je allerlei vage fees
betalen. Hiernaast zijn de beambten vaak ook op extra inkomsten uit, door
bijdragen te vragen voor liefdadigheidsdoelen of door zelf nog wat additionele
fees te verzinnen. Verder zijn de openingstijden beperkt (doorgaans 8.00 tot
11.45 uur en van 13.30 tot 15.45 uur), waarbij de lunch nog wel eens langer kan
duren. Kortom: iedere keer een hoop gezeur, maar direct een goede kennismaking
met de cultuur van het gebied.
In de gids staat dat Carriacou een relaxed caribisch
eilandje is. Dit klopt volledig. Waarschijnlijk mede doordat het vrijdagmiddag
is, zien we alleen maar half- of geheel dronken, hangende en slapende mensen op
het eiland. De tijd heeft behoorlijk stilgestaan en er is nauwelijks enige
activiteit te bespeuren. Veel mensen slapen achter hun eigen koopwaar, die ze
uitgestald op een tafeltje of een paar kisten hebben liggen. Geert en Francoise
zullen later ontdekken dat op een doordeweekse ochtend hetzelfde straatbeeld te
zien is.
De douanebeambte vindt het zichtbaar vervelend dat ik hem op
zo’n moment (vrijdagmiddag half drie uur) nog stoor om in te klaren en zo ook
de immigration-officer. Leuk detail hierbij is dat er in de ruimten bij beide
beambten allerlei aansporende teksten te zien zijn over klantgerichtheid en het
belang van toerisme. Een grappig contrast.
|
|
We hebben een mooi ankerplekkie en liggen als enige voor anker
bij de hoofdstad, wat bestaat uit slechts enkele huizen en een paar bedrijfjes.
De volgende dag varen we door naar Grenada. Natuurlijk nemen we, alvorens te
vertrekken, eerst een frisse duik in het helblauwe water en vertrekken aan de
late kant. Rond 15.00 uur komen we aan in Grenada, ongeveer twee uur voordat we
de family op het vliegveld moeten ophalen. Snel het anker uitgooien en
controleren, de boot een beetje opruimen en hopla, in de dinghy, in de taxi
naar het vliegveld. We zijn een kwartier te vroeg!
Het weerzien is leuk en chaotisch. Tijdens het begroeten
proberen de vele taxichauffeurs ondertussen de rit te regelen en sjouwen en
slepen met koffers. Gelaten laten we ons in een taxi zetten en rijden we
richting de ankerplaats, waar onze taxichauffeur er vervolgens achter komt dat
hij in zijn ijver ook de bagage van een willekeurige onfortuinlijke passagier
in zijn auto heeft geladen. Voor zover dat mogelijk is loopt hij rood aan en
scheurt terug naar het vliegveld. Wij snellen ondertussen naar de bar.
We wisselen al het nieuws van het thuisfront uit onder het
genot van een hapje en een drankje. Het is erg gezellig, totdat bij enkelen de
jetlag (of zijn het de drankjes?) begint op te spelen. De volgende dag blijven
we nog in de baai liggen, zwemmen we wat en vervolgens vertrekken we richting
de Grenadines.
De tocht van Grenada naar de Grenadines is een klein (een
middag varen) tochtje met flink wat zeegang. Vervelend genoeg in elk geval voor
onze drie verse opvarenden. Halverwege beseffen we dat we samen met de twee
kinderen de enigen zijn die genieten van de tocht. Gelukkig hebben we onze
gasten voorbereid en verteld dat deze eerste tocht een offer is dat gemaakt
moet worden om in de mooie eilandengroep de Grenadines te komen.
Met Adagio hebben we afgesproken op Petit Martinique (Geert
en Francoise kennen Sidney en Xandra ook goed). Dit gaan we echter niet redden
voor zonsondergang. Per marifoon spreken we af dat we ze de volgende dag
treffen en buigen wederom af naar Carriacou.
Geert en
Francoise doen de volgende ochtend (het is dan maandagochtend) samen met Storm
boodschappen. Ze zijn onder de indruk van de loomheid die er op dit eiland
heerst, alsook van de vele mooie schelpen die er op de stranden te vinden zijn.
We varen door naar Hillsborough (hoofdstad Carriacou) om uit te klaren en
spreken met Xandra en Sidney in de baai van Palm Island af.
In Hillsborough gaan Geert en Guido met de dinghy naar de
wal. Nadat hij Geert heeft afgezet, maakt Guido de dinghy vast onder aan de pier.
Tijdens het omhoogklimmen maakt Guido een misstap en ziet de dinghy langzaam
onder hem wegdrijven. Een uitgestrekte hand van Geert biedt enig soelaas, maar
op een of andere manier weten ze het in films (zoals Cliffhanger) langer vol te
houden.
Gelukkig is er voldoende tijd om te drogen. Het uitklaren
valt immers midden in de iets te vroeg gestarte lunchpauze en al met al varen
we rond 14.00 uur weg.
Het weerzien met de Adagio is gezellig. We drinken wat aan
boord en besluiten om voor het donker naar Union Island te varen. We moeten immers nog inklaren en
Sidney kent een steiger bij een gezellig restaurant. Xandra bakt pannenkoeken
voor de kinderen totdat ze geen pap meer kunnen zeggen. Als ze eenmaal in bed liggen,
trakteren Geert en Francoise ons op een uitgebreid kreeftendiner.
|
|
De volgende dag zijn we duidelijk nog niet gereed om te
vertrekken. We blijven een dagje liggen aan de steiger. Terwijl Hélène, Geert,
Francoise en Sidney gaan “snorkelen” (dwz pina colada’s drinken op Palm Island)
en Anke zich om de kinderen ontfermt, regelt Guido diesel.
Na lang onderhandelen met Mr Reliable, een man met een
watertaxi, komt er een prijs uit van 6,50 EC (ongeveer 3 euro) per gallon. Dit
is een paar dubbeltjes meer dan bij het tankstation een eiland verder, maar
aangezien de man zoveel moeite heeft gedaan om tot een goede prijs te komen,
zich uiterst vriendelijk opstelt en aangeeft “gun me de business?”, wordt hem
de opdracht toch gegund.
We bestellen 250 gallon. Het is wel even slikken als de man
vervolgens met een vat en een handpomp in zijn bootje terugkomt. We hadden iets
meer sophisticated verwacht. In elk vat past 60 gallon en hij moet dus een keer
of vier op en neer.
Met het eerste vat vullen we een lege tank met een
capaciteit van zo’n 60 gallon. Het gaat prima. Met het tweede vat vullen we het
grootste deel van een tweede lege tank met dezelfde capaciteit. Even in de
gaten houden. Met het derde vat vullen we de rest aan en vullen we de derde
tank voor iets meer dan een kwart. Hier klopt iets niet!
Als Mr. Reliable terugkomt met het vierde vat, spreekt Guido
hem erop aan. Volgens hem klopt het allemaal keurig en de zaak wordt vooralsnog
gesloten met “we will see”. Het vierde vat is snel leeg en vult de (voor een
kwart gevulde) tank voor driekwart. Dit is nog geen 30 gallon! OK, problemen
dus.
|
|
De meeste boten hebben geen vijf afzonderlijke tanks (alles
gaat in één grote tank) waardoor het niet zo in de gaten loopt, maar Guido
krijgt Mr Reliable uiteindelijk aan het verstand gepeuterd dat het onmogelijk
is dat je met een vat van 60 gallon de helft van een tank van dezelfde inhoud
vult. Er wordt hevig geprotesteerd. Argumenten komen naar voren als: “ik werk
me in het zweet om je diesel te bezorgen en nu zit je te zeuren”, “ik moet toch
ook mijn brood verdienen” et cetera. Hij krijgt terug “voor minder had ik
kunnen tanken een eiland verderop, maar ik gunde je de business en nu naai je
me”. Enfin. Hier komen we niet uit.
Guido maakt een berekening hoeveel diesel hij volgens hem
heeft gekregen en komt niet verder dan 170 gallon. Heftig protest en gesputter.
Even later krijgen we een tegenvoorstel voor 210 gallon. Niet akkoord. Guido
stelt voor om de politie erbij te halen om te laten berekenen hoeveel diesel er
nu in de boot zit. Overigens een lastige opgave, maar als dreigement werkt het
uitstekend. Mr Reliable denkt aan zijn naam en toont zich inschikkelijker. Er
wordt 170 gallon afgerekend.
Snel hierna komt de snorkelploeg licht lallend terug. Ze
hadden geen geld bij zich, maar Geert heeft met de cocktailbar op het eiland
kunnen afspreken dat de rekening op Union Island voldaan kan worden. Om dit te
vieren hebben ze er toen maar een paar extra genomen. We besluiten weer te gaan
eten in het restaurant. Babyfoons installeren en aan tafel. Dit keer blijven we
dermate lang hangen, dat het barpersoneel na het afrekenen de lichten aanlaat
en zelf maar naar huis gaat. Noodgedwongen halen we nog een flesje uit de boot.
De volgende ochtend nemen we afscheid van Adagio en
vertrekken naar de Tobago Cays. Dit is een fantastisch natuurverschijnsel. De
oceaan wordt in de Cays onderbroken door een paar enorme riffen, waarachter
stil ankerwater ligt. Je kijkt dus vanuit je boot uit op de wijde oceaan,
terwijl je rustig voor anker ligt. Bij de koraalriffen kun je perfect snorkelen
en vanuit de boot kun je lekker zwemmen. Prachtig. Bij de Cays liggen een paar
onbeduidende, onbewoonde eilandjes, zodat er geen faciliteiten zijn. Dat brengt
met zich mee dat er veel boatvendors allerlei waren aanbieden, zoals kreeft,
kreeft, kreeft, kreeft, brood, kreeft en ijs. Ze hebben de mooiste namen (Mr
Fabulous, Mr Fresh, Mr Quality et cetera) en stellen zich uiterst vriendelijk
en relaxed op.
Na twee dagen Tobago Cays varen we in nog geen half uurtje
naar Mayreau (Saltwistle Bay) waar in het gewas een resort zit verscholen, aan
een mooie baai met een prachtig strand. Hier gaan we lunchen. Vanuit de
lunchplek in de open lucht aan een stenen tafel heb je een prachtig uitzicht
over de baai. Het eten is heerlijk en we boeken direct ook voor het ontbijt de
volgende ochtend.
|
|
|
Dan vertrekken we naar Petit Saint Vincent. Een tochtje van
twee uur. Dit eiland ligt vlak bij de plek vanwaar Geert en Francoise de
volgende dag de ferry naar Grenada zullen nemen, waar ze nog twee dagen zullen
vertoeven alvorens naar Nederland terug te vliegen.
Petit Saint Vincent is een privé eiland met een luxe resort
hierop. Alles klopt aan dit eiland en alles is volledig gecultiveerd. Zelfs de
prachtige kleur van het water lijkt te zijn beïnvloed, alsook de stingray die
sierlijk rond de steiger in het water fladdert. En natuurlijk de papagaaien in
de bomen, die keurig met het handje koekjes aanpakken (of doen papagaaien dat
altijd zo?). Verse kreeft en fruit wordt hier dagelijks aangevoerd en het leven
als semi-resortgast is voortreffelijk. We laten ons de pina colada’s goed
smaken en boeken ook hier een tafeltje voor het ontbijt, aangezien er pas laat
gedineerd kan worden en de babyfoonafstand te groot is.
|
|
Als we uit-ontbeten zijn varen we richting de ferry, waar we
afscheid nemen van Geert en Francoise. Storm huilt aan de kade, want zijn grote
zwemvrienden ziet hij nu vertrekken. Gelukkig is oma er nog. Ze zal nog zo’n
tien dagen aan boord blijven. We varen terug naar de ankerplek op Petit Saint
Vincent. Als we net liggen, komt er een bootje waarin een allervriendelijkste
jongen ons een folder geeft van een restaurant op een nabijgelegen eiland. Na
kort onderling beraad roepen we hem terug en spreken af dat hij ons om 18.00
uur haalt. Dat geeft ons de mogelijkheid om nog wat boodschappen te doen,
voordat we gaan eten. Bovendien kunnen dan de kinderen mee.
Zo afgesproken, zo gedaan en aan het begin van de avond
varen we met deze jongen naar Petit Martinique (niet te verwarren met
Martinique, wat een dag varen verder ligt). Het eettentje is eenvoudig maar
heerlijk. Gerund door de hele familie, waarbij ma bedient, pa achter de bar
staat, zoon A kookt en zoon B mensen van en naar de boot brengt. Aan het eind
van het eten ligt Storm al te slapen en krijgt Dide nog een toetje. Ze is
oververmoeid, wat ons de gelegenheid geeft nog wat “prachtige” foto’s te
schieten, voordat we door één van de zonen worden teruggevaren.
|
|
Als we goed en wel slapen, horen we gestommel en motorgeluiden
rond de boot. Guido schrikt op en gaat naar buiten. Wat blijkt… Guido is zijn
credit card vergeten in het restaurant en deze wordt nu door de zoon
teruggebracht. Hij probeert de kaart te overhandigen via het slaapkamerraampje
van Anke (daar brandde nog licht), waarbij de credit card in het water is
gevallen. Shit shit shit!!! Het is
weliswaar niet de enige kaart die we bij ons hebben, maar wel de enige Visa,
wat hier bijna overal geaccepteerd wordt. Enfin, eerst slapen, dan zien we wel
verder.
Guido wordt de volgende ochtend wakker en denkt meteen: “k..
die kaart ligt nog in het water, we moeten hem zoeken”. Eigenlijk tegen beter
weten in springen Hélène en Guido in het water om rond de boot te snorkelen. En
ja hoor: hij ligt keurig op de zandbodem te schitteren. Dat noemen we nu mazzel
hebben!
We varen naar Mustique. Veel over gehoord en een must-see.
Een tocht van een uur of vijf brengt ons er naar toe. Het vrij grote eiland is
in het bezit van The Mustique Company, wat weer in handen is van de ongeveer 80
residents. Hier wonen mensen die door hun naam geen introductie meer behoeven
zoals meneer Ferrari, Mick Jagger, David Bowie, Tommy Hilfiger, Princess
Margaret, Raquel Welch. Ze hebben prachtige landhuizen die over het eiland
verspreid staan. Verder is er een dorpje met wat lokale mensen die werken voor
de Company. Iedereen, zelfs onze taxi Eddy zien we een loonstrookje ontvangen
van The Mustique Company. Mustique is eigenlijk één groot, luxe open lucht
park.
Papperazi is strikt verboden op dit eiland, evenals het
stilstaan of je ophouden voor één van de landhuizen, weet taxi Eddy ons te
vertellen als we met hem een rondrit maken over het eiland. Zijn rijstijl is
bijzonder lachwekkend en ook al is de speed limit 25 MPH, binnen 10 minuten weet
hij zijn huifkar-auto tegen een geparkeerde boom aan te rijden. Even spatbord
terugbuigen en dan verder rijden. Hij laat ons het zeer mooie strand Macaroni
Beach zien. Dit is het strand waar het allemaal gebeurt. We krijgen direct zin
in een duik en besluiten om er de volgende dag terug te keren om te zwemmen in
de forse branding.
|
|
We boffen, want het is
Mustique Blues Festival. Dat betekent dat enkele blues artiesten voor de
eilandbewoners, hun gasten en wat crews optreden.
Na een heerlijke stranddag op Macaroni beach (waarbij Guido
zijn bril in de branding verliest) gaan we met z’n allen naar Basils Bar. Basil
Charles (eigenaar van de bar), die dit festival samen met Dana Gillespie
(bluesartieste) organiseert, blijkt een forse zwarte man te zijn die zich kleed
en zich gedraagt alsof hij de verlosser heeft gezien. Leuk om naar te kijken
(op een van de foto’s zie je zijn oranje gewaad).
Sowieso is het tijdens dit festival een kwestie van zien en gezien
worden. We zien vele bekende gezichten (zo van “waar ken ik die van?”), sjieke
mensen, artistiekelingen en verzakelijkte hoofden, maar kunnen er weinig
thuisbrengen (wie kan me zeggen hoe Tommy Hilfiger, Prinses Margaret of meneer
Guiness eruit ziet?). Ook al lopen er veel bekenden rond, Storm en Dide stelen
op deze avond de show. Helaas wordt het niet echt gewaardeerd als er foto’s
worden gemaakt, waardoor we ons beperken tot het schieten van een onschuldig
fotootje van de kinderen.
|
|
Na drie dagen nemen we afscheid van het prachtige Mustique.
De beste understatement voor dit eiland is “dat het ons wel bevalt”. De sfeer
op het eiland, de rust die iedereen uitstraalt, de vriendelijkheid, de
veiligheid, de mooie stranden en het festival, maken Mustique voor ons een
onvergetelijk eiland.
|
|
We varen naar Port Elisabeth, de hoofdstad van het eiland
Bequia en komen hier in aanraking met de andere kant van de Carieb, waar bootvendors
en marktkooplui ons van alles proberen aan te smeren en waar je met de hand op
je achterzak door de straten loopt. Ach, dat heeft ook z’n charmes zullen we
maar zeggen. Bequia is lekker caribisch en ziet er sfeervol uit. We bezichtigen
een kerk, bezoeken wat winkels en drinken een drankje.
|
|
In de haven van Bequia zien we hollands glorie de “Stad
Amsterdam” liggen.
Langzamerhand moeten we weer afzakken richting Grenada. Dus vertrekken
we de volgende dag naar Saltwistle Bay, waar we een dag later (natuurlijk na
een heerlijk ontbijtje in het resort daar) doorvaren naar Union Island om uit
te klaren en fruit te kopen bij de prachtige fruitstalletjes. Vervolgens varen
we in het begin van de middag naar Palm Island. Van daaruit willen we laat in
de avond vertrekken richting Grenada.
Maar Palm Island bevalt te goed! Ook Palm Island is een
privé eiland met een resort erop. Het eiland is precies zoals de naam doet
vermoeden. We besluiten dus een dagje langer te blijven om de volgende nacht
pas naar Grenada te varen. We genieten dus nog van een heerlijk stranddagje,
een heerlijke lunch met veel drank (we moeten immers nog zien te slapen voordat
we ’s nachts uitvaren), slapen nog wat en varen rond 00.00 uur uit. Wel
spannend hoor, om ’s nachts het anker op te halen, tussen alle riffen door te
varen en vervolgens koers te zetten richting Grenada (het “normale” nachtvaren
gebeurde immers altijd als we al op volle zee waren).
|
|
|
Het nachtelijke zeilen gaat heel goed en de volgende ochtend
komen we op de geplande tijd (9.00 uur) aan in Grenada. We doen even wat
inkopen in de hoofdstad St. Georges, een drukke, ongezellige stad. Hier ligt ook
een cruiseschip en al snel manouvreren we Anke in de welbekende
Van-Engelen-pose (zie de foto in ons vorige verslag).
Met Anke achter het roer varen we door naar True Blue Bay,
een heerlijk rustig baaitje dat vlak bij het vliegveld van Grenada ligt.
Toevallig zitten er een leuke coctailbar en een heerlijk restaurant in het
baaitje, dus de invulling van de avond laat zich raden. We genieten van een
mooie, rode zonsondergang.
|
|
|
De volgende dag blijven we wat katerig op de boot, temeer
ook omdat we afscheid gaan nemen van Anke, die een dikke drie weken op de boot
heeft vertoefd. Ook de kinderen zijn wat uit hun doen. Om de zinnen te
verzetten en om in een andere omgeving te komen, besluiten we om direct na haar
vertrek Grenada en de Grenadines te verlaten en in de avond nog door te varen
naar Trinidad. Dit komt ook goed uit in verband met het grootse en beroemde
carnaval daar, wat een dag na de geplande aankomsttijd van start gaat.
We gaan met z’n allen naar het vliegveld, nemen afscheid van
Anke, rijden met de taxi terug, halen het anker op en varen rond 21.00 uur
richting Trinidad.