Terug naar hoofdmenu

 

Deel 8: Grenada en de Grenadines

 

Tot het gewenste moment (de havenmeester veranderde inderdaad niks aan de ontstane status quo) mogen we blijven liggen in Pont du Bout, “onze” haven in Martinique. Omdat we schatten dat het zo’n 24 uur varen is naar Grenada, willen we ’s ochtends in alle vroegte uitvaren. Dan komen we ook in de ochtend aan en hebben we nog een hele dag voordat de moeder (Anke), broer (Geert) en schoonzus (Francoise) van Hélène komt.

 

Dat lukt natuurlijk voor geen meter. Allereerst willen we het verslag van de overtocht (die al lang klaar is, maar nog niet op het internet kan worden gezet) nog graag op het internet zetten en het internetcafé lijkt haar technische problemen nu juist nét die ochtend op te lossen. Dus wachten we nog even, waarna we inderdaad het web op kunnen. Dan nog iedereen een mailtje versturen vanaf de boot. En om een uur of drie pas varen we naar Fort de France (hoofdstad Martinique) om uit te klaren.

 

Omdat we al aan de late kant zijn, gaan we niet voor anker, maar leggen we aan bij een nog niet in gebruik zijnde ferrysteiger. Guido klaart uit, ziet de Mc Donalds en besluit nog wat van het heerlijke, zompige voedsel mee te nemen. Ondertussen vallen we natuurlijk lekker op daar alleen aan die steiger en al snel zitten drie mensen in een douanebootje moeilijk te doen bij Hélène. Ze willen alle papieren zien en het schip doorzoeken. Hélène slaagt er met haar beste Frans niet in om ze duidelijk te maken dat die papieren nu juist bij Guido zijn, dat Guido bij hun collega’s zit en dat we niet aankomen op Martinique, maar juist op het punt staan te vertrekken.

 

Enige tijd later arriveert Guido met de bekende bruine zakken met de rode M. Terwijl Storm en Dide zich storten op de kipnuggets, bestuderen de heren alle papieren. Het wordt ze langzaam maar zeker duidelijk dat we al vier weken in Martinique zijn, dat we reeds uitgeklaard zijn en dat we op het punt staan om te vertrekken (en daarmee direct eigenlijk al een oninteressante partij voor ze zijn). Maar nieuwsgierigheid drijft met name de chef van de drie douaniers verder. Hij bestudeert in de papieren met name de prijs van de boot, vraagt ons wat voor beroep we hebben en stelt uit nieuwsgierigheid meer van dat soort irrelevante privé-vragen. Vervolgens willen ze de boot zien, waarbij de chef met name aandacht heeft voor de motor, de navigatieapparatuur en de afwerking van het schip. Het kastje met de 120 flessen wijn wordt domweg overgeslagen. Aan het eind van hun zoektocht is de conclusie duidelijk: “nice boat”. Dank je, maar wel weer twee uur verder.

 

 

Uiteindelijk varen we rond 18.00 uur uit Martinique weg. Gelukkig gaan we redelijk snel en halen we volgens de berekeningen Grenada nét voor zonsondergang de volgende dag. Alleen, als we de gids van het gebied bestuderen, zien we dat de douane doordeweeks tot 15.45 uur aanwezig is. Buiten de reguliere openingstijden is het én lastiger én aanzienlijk kostbaarder om in te klaren. Het is inmiddels vrijdagochtend en de verwachte aankomsttijd is vrijdag aan het eind van de middag. We besluiten af te buigen naar Carriacou, een eilandje dichterbij wat hoort bij Grenada en waar we ook kunnen inklaren.

 

 

Een korte uitleg over het in- en uitklaren in dit gebied. Er zijn eigenlijk twee “landen”: Saint Vincent & the Grenadines en Grenada, Carriacou & Petit Martinique. Iedere keer als je van eiland wisselt, moet je dus nadenken in welk land je je bevind. Aan de hand daarvan klaar je in het te verlaten eiland uit en in het eiland waar je aankomt in.

 

Het in- en uitklaren gaat in dit gebied gepaard met het invullen van veel formulieren bij doorgaans uiterst ongeïnteresseerde en zeer langzaam werkende beambten. Je moet je vervoegen tot zowel immigration als customs, twee aparte desks die zich vaak ook in aparte gebouwen bevinden. Bij ieder van hen moet je allerlei vage fees betalen. Hiernaast zijn de beambten vaak ook op extra inkomsten uit, door bijdragen te vragen voor liefdadigheidsdoelen of door zelf nog wat additionele fees te verzinnen. Verder zijn de openingstijden beperkt (doorgaans 8.00 tot 11.45 uur en van 13.30 tot 15.45 uur), waarbij de lunch nog wel eens langer kan duren. Kortom: iedere keer een hoop gezeur, maar direct een goede kennismaking met de cultuur van het gebied.

 

In de gids staat dat Carriacou een relaxed caribisch eilandje is. Dit klopt volledig. Waarschijnlijk mede doordat het vrijdagmiddag is, zien we alleen maar half- of geheel dronken, hangende en slapende mensen op het eiland. De tijd heeft behoorlijk stilgestaan en er is nauwelijks enige activiteit te bespeuren. Veel mensen slapen achter hun eigen koopwaar, die ze uitgestald op een tafeltje of een paar kisten hebben liggen. Geert en Francoise zullen later ontdekken dat op een doordeweekse ochtend hetzelfde straatbeeld te zien is.

 

De douanebeambte vindt het zichtbaar vervelend dat ik hem op zo’n moment (vrijdagmiddag half drie uur) nog stoor om in te klaren en zo ook de immigration-officer. Leuk detail hierbij is dat er in de ruimten bij beide beambten allerlei aansporende teksten te zien zijn over klantgerichtheid en het belang van toerisme. Een grappig contrast.

 

 

We hebben een mooi ankerplekkie en liggen als enige voor anker bij de hoofdstad, wat bestaat uit slechts enkele huizen en een paar bedrijfjes. De volgende dag varen we door naar Grenada. Natuurlijk nemen we, alvorens te vertrekken, eerst een frisse duik in het helblauwe water en vertrekken aan de late kant. Rond 15.00 uur komen we aan in Grenada, ongeveer twee uur voordat we de family op het vliegveld moeten ophalen. Snel het anker uitgooien en controleren, de boot een beetje opruimen en hopla, in de dinghy, in de taxi naar het vliegveld. We zijn een kwartier te vroeg!

 

Het weerzien is leuk en chaotisch. Tijdens het begroeten proberen de vele taxichauffeurs ondertussen de rit te regelen en sjouwen en slepen met koffers. Gelaten laten we ons in een taxi zetten en rijden we richting de ankerplaats, waar onze taxichauffeur er vervolgens achter komt dat hij in zijn ijver ook de bagage van een willekeurige onfortuinlijke passagier in zijn auto heeft geladen. Voor zover dat mogelijk is loopt hij rood aan en scheurt terug naar het vliegveld. Wij snellen ondertussen naar de bar.

 

We wisselen al het nieuws van het thuisfront uit onder het genot van een hapje en een drankje. Het is erg gezellig, totdat bij enkelen de jetlag (of zijn het de drankjes?) begint op te spelen. De volgende dag blijven we nog in de baai liggen, zwemmen we wat en vervolgens vertrekken we richting de Grenadines.

 

 

De tocht van Grenada naar de Grenadines is een klein (een middag varen) tochtje met flink wat zeegang. Vervelend genoeg in elk geval voor onze drie verse opvarenden. Halverwege beseffen we dat we samen met de twee kinderen de enigen zijn die genieten van de tocht. Gelukkig hebben we onze gasten voorbereid en verteld dat deze eerste tocht een offer is dat gemaakt moet worden om in de mooie eilandengroep de Grenadines te komen.

 

Met Adagio hebben we afgesproken op Petit Martinique (Geert en Francoise kennen Sidney en Xandra ook goed). Dit gaan we echter niet redden voor zonsondergang. Per marifoon spreken we af dat we ze de volgende dag treffen en buigen wederom af naar Carriacou.

 

Geert en Francoise doen de volgende ochtend (het is dan maandagochtend) samen met Storm boodschappen. Ze zijn onder de indruk van de loomheid die er op dit eiland heerst, alsook van de vele mooie schelpen die er op de stranden te vinden zijn. We varen door naar Hillsborough (hoofdstad Carriacou) om uit te klaren en spreken met Xandra en Sidney in de baai van Palm Island af.

 

In Hillsborough gaan Geert en Guido met de dinghy naar de wal. Nadat hij Geert heeft afgezet, maakt Guido de dinghy vast onder aan de pier. Tijdens het omhoogklimmen maakt Guido een misstap en ziet de dinghy langzaam onder hem wegdrijven. Een uitgestrekte hand van Geert biedt enig soelaas, maar op een of andere manier weten ze het in films (zoals Cliffhanger) langer vol te houden.

 

Gelukkig is er voldoende tijd om te drogen. Het uitklaren valt immers midden in de iets te vroeg gestarte lunchpauze en al met al varen we rond 14.00 uur weg.

 

Het weerzien met de Adagio is gezellig. We drinken wat aan boord en besluiten om voor het donker naar Union Island  te varen. We moeten immers nog inklaren en Sidney kent een steiger bij een gezellig restaurant. Xandra bakt pannenkoeken voor de kinderen totdat ze geen pap meer kunnen zeggen. Als ze eenmaal in bed liggen, trakteren Geert en Francoise ons op een uitgebreid kreeftendiner.

 

 

De volgende dag zijn we duidelijk nog niet gereed om te vertrekken. We blijven een dagje liggen aan de steiger. Terwijl Hélène, Geert, Francoise en Sidney gaan “snorkelen” (dwz pina colada’s drinken op Palm Island) en Anke zich om de kinderen ontfermt, regelt Guido diesel.

Na lang onderhandelen met Mr Reliable, een man met een watertaxi, komt er een prijs uit van 6,50 EC (ongeveer 3 euro) per gallon. Dit is een paar dubbeltjes meer dan bij het tankstation een eiland verder, maar aangezien de man zoveel moeite heeft gedaan om tot een goede prijs te komen, zich uiterst vriendelijk opstelt en aangeeft “gun me de business?”, wordt hem de opdracht toch gegund.

 

We bestellen 250 gallon. Het is wel even slikken als de man vervolgens met een vat en een handpomp in zijn bootje terugkomt. We hadden iets meer sophisticated verwacht. In elk vat past 60 gallon en hij moet dus een keer of vier op en neer.

 

Met het eerste vat vullen we een lege tank met een capaciteit van zo’n 60 gallon. Het gaat prima. Met het tweede vat vullen we het grootste deel van een tweede lege tank met dezelfde capaciteit. Even in de gaten houden. Met het derde vat vullen we de rest aan en vullen we de derde tank voor iets meer dan een kwart. Hier klopt iets niet!

 

Als Mr. Reliable terugkomt met het vierde vat, spreekt Guido hem erop aan. Volgens hem klopt het allemaal keurig en de zaak wordt vooralsnog gesloten met “we will see”. Het vierde vat is snel leeg en vult de (voor een kwart gevulde) tank voor driekwart. Dit is nog geen 30 gallon! OK, problemen dus.

 

 

De meeste boten hebben geen vijf afzonderlijke tanks (alles gaat in één grote tank) waardoor het niet zo in de gaten loopt, maar Guido krijgt Mr Reliable uiteindelijk aan het verstand gepeuterd dat het onmogelijk is dat je met een vat van 60 gallon de helft van een tank van dezelfde inhoud vult. Er wordt hevig geprotesteerd. Argumenten komen naar voren als: “ik werk me in het zweet om je diesel te bezorgen en nu zit je te zeuren”, “ik moet toch ook mijn brood verdienen” et cetera. Hij krijgt terug “voor minder had ik kunnen tanken een eiland verderop, maar ik gunde je de business en nu naai je me”. Enfin. Hier komen we niet uit.

 

Guido maakt een berekening hoeveel diesel hij volgens hem heeft gekregen en komt niet verder dan 170 gallon. Heftig protest en gesputter. Even later krijgen we een tegenvoorstel voor 210 gallon. Niet akkoord. Guido stelt voor om de politie erbij te halen om te laten berekenen hoeveel diesel er nu in de boot zit. Overigens een lastige opgave, maar als dreigement werkt het uitstekend. Mr Reliable denkt aan zijn naam en toont zich inschikkelijker. Er wordt 170 gallon afgerekend. 

 

Snel hierna komt de snorkelploeg licht lallend terug. Ze hadden geen geld bij zich, maar Geert heeft met de cocktailbar op het eiland kunnen afspreken dat de rekening op Union Island voldaan kan worden. Om dit te vieren hebben ze er toen maar een paar extra genomen. We besluiten weer te gaan eten in het restaurant. Babyfoons installeren en aan tafel. Dit keer blijven we dermate lang hangen, dat het barpersoneel na het afrekenen de lichten aanlaat en zelf maar naar huis gaat. Noodgedwongen halen we nog een flesje uit de boot.

 

De volgende ochtend nemen we afscheid van Adagio en vertrekken naar de Tobago Cays. Dit is een fantastisch natuurverschijnsel. De oceaan wordt in de Cays onderbroken door een paar enorme riffen, waarachter stil ankerwater ligt. Je kijkt dus vanuit je boot uit op de wijde oceaan, terwijl je rustig voor anker ligt. Bij de koraalriffen kun je perfect snorkelen en vanuit de boot kun je lekker zwemmen. Prachtig. Bij de Cays liggen een paar onbeduidende, onbewoonde eilandjes, zodat er geen faciliteiten zijn. Dat brengt met zich mee dat er veel boatvendors allerlei waren aanbieden, zoals kreeft, kreeft, kreeft, kreeft, brood, kreeft en ijs. Ze hebben de mooiste namen (Mr Fabulous, Mr Fresh, Mr Quality et cetera) en stellen zich uiterst vriendelijk en relaxed op.

 

 

Na twee dagen Tobago Cays varen we in nog geen half uurtje naar Mayreau (Saltwistle Bay) waar in het gewas een resort zit verscholen, aan een mooie baai met een prachtig strand. Hier gaan we lunchen. Vanuit de lunchplek in de open lucht aan een stenen tafel heb je een prachtig uitzicht over de baai. Het eten is heerlijk en we boeken direct ook voor het ontbijt de volgende ochtend.

 

 

 

Dan vertrekken we naar Petit Saint Vincent. Een tochtje van twee uur. Dit eiland ligt vlak bij de plek vanwaar Geert en Francoise de volgende dag de ferry naar Grenada zullen nemen, waar ze nog twee dagen zullen vertoeven alvorens naar Nederland terug te vliegen.

 

Petit Saint Vincent is een privé eiland met een luxe resort hierop. Alles klopt aan dit eiland en alles is volledig gecultiveerd. Zelfs de prachtige kleur van het water lijkt te zijn beïnvloed, alsook de stingray die sierlijk rond de steiger in het water fladdert. En natuurlijk de papagaaien in de bomen, die keurig met het handje koekjes aanpakken (of doen papagaaien dat altijd zo?). Verse kreeft en fruit wordt hier dagelijks aangevoerd en het leven als semi-resortgast is voortreffelijk. We laten ons de pina colada’s goed smaken en boeken ook hier een tafeltje voor het ontbijt, aangezien er pas laat gedineerd kan worden en de babyfoonafstand te groot is.

 

 

 

 

Als we uit-ontbeten zijn varen we richting de ferry, waar we afscheid nemen van Geert en Francoise. Storm huilt aan de kade, want zijn grote zwemvrienden ziet hij nu vertrekken. Gelukkig is oma er nog. Ze zal nog zo’n tien dagen aan boord blijven. We varen terug naar de ankerplek op Petit Saint Vincent. Als we net liggen, komt er een bootje waarin een allervriendelijkste jongen ons een folder geeft van een restaurant op een nabijgelegen eiland. Na kort onderling beraad roepen we hem terug en spreken af dat hij ons om 18.00 uur haalt. Dat geeft ons de mogelijkheid om nog wat boodschappen te doen, voordat we gaan eten. Bovendien kunnen dan de kinderen mee.

 

 

Zo afgesproken, zo gedaan en aan het begin van de avond varen we met deze jongen naar Petit Martinique (niet te verwarren met Martinique, wat een dag varen verder ligt). Het eettentje is eenvoudig maar heerlijk. Gerund door de hele familie, waarbij ma bedient, pa achter de bar staat, zoon A kookt en zoon B mensen van en naar de boot brengt. Aan het eind van het eten ligt Storm al te slapen en krijgt Dide nog een toetje. Ze is oververmoeid, wat ons de gelegenheid geeft nog wat “prachtige” foto’s te schieten, voordat we door één van de zonen worden teruggevaren.

 

 

Als we goed en wel slapen, horen we gestommel en motorgeluiden rond de boot. Guido schrikt op en gaat naar buiten. Wat blijkt… Guido is zijn credit card vergeten in het restaurant en deze wordt nu door de zoon teruggebracht. Hij probeert de kaart te overhandigen via het slaapkamerraampje van Anke (daar brandde nog licht), waarbij de credit card in het water is gevallen. Shit shit shit!!! Het is weliswaar niet de enige kaart die we bij ons hebben, maar wel de enige Visa, wat hier bijna overal geaccepteerd wordt. Enfin, eerst slapen, dan zien we wel verder.

 

Guido wordt de volgende ochtend wakker en denkt meteen: “k.. die kaart ligt nog in het water, we moeten hem zoeken”. Eigenlijk tegen beter weten in springen Hélène en Guido in het water om rond de boot te snorkelen. En ja hoor: hij ligt keurig op de zandbodem te schitteren. Dat noemen we nu mazzel hebben!

 

We varen naar Mustique. Veel over gehoord en een must-see. Een tocht van een uur of vijf brengt ons er naar toe. Het vrij grote eiland is in het bezit van The Mustique Company, wat weer in handen is van de ongeveer 80 residents. Hier wonen mensen die door hun naam geen introductie meer behoeven zoals meneer Ferrari, Mick Jagger, David Bowie, Tommy Hilfiger, Princess Margaret, Raquel Welch. Ze hebben prachtige landhuizen die over het eiland verspreid staan. Verder is er een dorpje met wat lokale mensen die werken voor de Company. Iedereen, zelfs onze taxi Eddy zien we een loonstrookje ontvangen van The Mustique Company. Mustique is eigenlijk één groot, luxe open lucht park.

 

 

Papperazi is strikt verboden op dit eiland, evenals het stilstaan of je ophouden voor één van de landhuizen, weet taxi Eddy ons te vertellen als we met hem een rondrit maken over het eiland. Zijn rijstijl is bijzonder lachwekkend en ook al is de speed limit 25 MPH, binnen 10 minuten weet hij zijn huifkar-auto tegen een geparkeerde boom aan te rijden. Even spatbord terugbuigen en dan verder rijden. Hij laat ons het zeer mooie strand Macaroni Beach zien. Dit is het strand waar het allemaal gebeurt. We krijgen direct zin in een duik en besluiten om er de volgende dag terug te keren om te zwemmen in de forse branding.

 

 

 

 

 

We boffen, want het is Mustique Blues Festival. Dat betekent dat enkele blues artiesten voor de eilandbewoners, hun gasten en wat crews optreden.

 

Na een heerlijke stranddag op Macaroni beach (waarbij Guido zijn bril in de branding verliest) gaan we met z’n allen naar Basils Bar. Basil Charles (eigenaar van de bar), die dit festival samen met Dana Gillespie (bluesartieste) organiseert, blijkt een forse zwarte man te zijn die zich kleed en zich gedraagt alsof hij de verlosser heeft gezien. Leuk om naar te kijken (op een van de foto’s zie je zijn oranje gewaad).

 

Sowieso is het tijdens dit festival een kwestie van zien en gezien worden. We zien vele bekende gezichten (zo van “waar ken ik die van?”), sjieke mensen, artistiekelingen en verzakelijkte hoofden, maar kunnen er weinig thuisbrengen (wie kan me zeggen hoe Tommy Hilfiger, Prinses Margaret of meneer Guiness eruit ziet?). Ook al lopen er veel bekenden rond, Storm en Dide stelen op deze avond de show. Helaas wordt het niet echt gewaardeerd als er foto’s worden gemaakt, waardoor we ons beperken tot het schieten van een onschuldig fotootje van de kinderen.

 

 

 

Na drie dagen nemen we afscheid van het prachtige Mustique. De beste understatement voor dit eiland is “dat het ons wel bevalt”. De sfeer op het eiland, de rust die iedereen uitstraalt, de vriendelijkheid, de veiligheid, de mooie stranden en het festival, maken Mustique voor ons een onvergetelijk eiland.

 

 

We varen naar Port Elisabeth, de hoofdstad van het eiland Bequia en komen hier in aanraking met de andere kant van de Carieb, waar bootvendors en marktkooplui ons van alles proberen aan te smeren en waar je met de hand op je achterzak door de straten loopt. Ach, dat heeft ook z’n charmes zullen we maar zeggen. Bequia is lekker caribisch en ziet er sfeervol uit. We bezichtigen een kerk, bezoeken wat winkels en drinken een drankje.

 

 

In de haven van Bequia zien we hollands glorie de “Stad Amsterdam” liggen.

 

 

Langzamerhand moeten we weer afzakken richting Grenada. Dus vertrekken we de volgende dag naar Saltwistle Bay, waar we een dag later (natuurlijk na een heerlijk ontbijtje in het resort daar) doorvaren naar Union Island om uit te klaren en fruit te kopen bij de prachtige fruitstalletjes. Vervolgens varen we in het begin van de middag naar Palm Island. Van daaruit willen we laat in de avond vertrekken richting Grenada.

 

 

Maar Palm Island bevalt te goed! Ook Palm Island is een privé eiland met een resort erop. Het eiland is precies zoals de naam doet vermoeden. We besluiten dus een dagje langer te blijven om de volgende nacht pas naar Grenada te varen. We genieten dus nog van een heerlijk stranddagje, een heerlijke lunch met veel drank (we moeten immers nog zien te slapen voordat we ’s nachts uitvaren), slapen nog wat en varen rond 00.00 uur uit. Wel spannend hoor, om ’s nachts het anker op te halen, tussen alle riffen door te varen en vervolgens koers te zetten richting Grenada (het “normale” nachtvaren gebeurde immers altijd als we al op volle zee waren).

 

 

 

Het nachtelijke zeilen gaat heel goed en de volgende ochtend komen we op de geplande tijd (9.00 uur) aan in Grenada. We doen even wat inkopen in de hoofdstad St. Georges, een drukke, ongezellige stad. Hier ligt ook een cruiseschip en al snel manouvreren we Anke in de welbekende Van-Engelen-pose (zie de foto in ons vorige verslag).

 

 

Met Anke achter het roer varen we door naar True Blue Bay, een heerlijk rustig baaitje dat vlak bij het vliegveld van Grenada ligt. Toevallig zitten er een leuke coctailbar en een heerlijk restaurant in het baaitje, dus de invulling van de avond laat zich raden. We genieten van een mooie, rode zonsondergang.

 

 

 

De volgende dag blijven we wat katerig op de boot, temeer ook omdat we afscheid gaan nemen van Anke, die een dikke drie weken op de boot heeft vertoefd. Ook de kinderen zijn wat uit hun doen. Om de zinnen te verzetten en om in een andere omgeving te komen, besluiten we om direct na haar vertrek Grenada en de Grenadines te verlaten en in de avond nog door te varen naar Trinidad. Dit komt ook goed uit in verband met het grootse en beroemde carnaval daar, wat een dag na de geplande aankomsttijd van start gaat.

 

We gaan met z’n allen naar het vliegveld, nemen afscheid van Anke, rijden met de taxi terug, halen het anker op en varen rond 21.00 uur richting Trinidad.

 

Door naar deel 9

Terug naar hoofdmenu